Ook Stein heeft in vroegere jaren zijn kluizenaars gehad, maar het tragische uiteinde van de laatste kluizenaar van Stein, willen wij U niet onthouden. Hoewel de geschiedenis daarvan in die dagen nooit wereldkundig is geworden lag aan de eenvoudige reden dat er toen nog geen dagbladcorrespondenten bestonden onder de landelijke bevolking in deze streek.
Ene zekere Jacob Bernard Schotten werd geboren op 25 januari 1838 te Delhoven in de Duitse gemeente Dormagen, binnen het huwelijk van Peter Schotten en Anna Maria Sindorf. Of hij zijn hele jeugd in Dormagen heeft gewoond is niet bekend. We komen hem eerst tegen als "eremiet’ wonende te Krawinkel, Geleen. Op 27 maart 1871 verhuisde hij van Krawinkel naar Stein gelegen aan de boorden van de Maas.
Middels een oud artikel dat verscheen in de Tilburgse Courant op 26 januari 1912, nemen wij U mee terug in de tijd, toen Craandijk en Schipperus deel 6 van hun "Wandelingen door Nederland maakten met pen en potlood" in 1882 publiceerden (download hier het betreffende ebook >>) En bij die gelegenheid ook een bezoek brachten aan het plaatsje Stein, waarover Craandijk het volgende schreef;
"Bij de gedachte, om hier in een van die huizen te wonen, zelfs om in den zomer hier enigen tijd te vertoeven, zouden wij huiveren. Maar schilderachtig in hooge mate is het wonderlijke dorp. Bij elken voetstap vinden wij een tafereeltje, dat den kunstenaar in verzoeking zou brengen, om er zijn ezel te plaatsen, of althans zijn schetsboek open te slaan, verrukt over de lijnen en kleuren, die zijn oog hier treffen, waar ieder hoekje een schilderij is en iedere schrede weer een verrassing bereidt.
En in een van die schilderachtige uithoekjes, in den lommer van rijzige olmen aan den zoom van vruchtbare akkerlanden enerzijds en een woud van hazelaars anderzijds, verhief zich geheel alleen een landelijk kapelleke, dat er bij mijn laatste bezoek, enkele jaren terug, nog stond en ook thans nog staan zal.
Litho: bron www.dbnl.org
Naast het kapelleke, onmiddellijk eraan vast gebouwd, bevond zich een schamel woninkje, bestaande uit twee vertrekjes .... het vreedzaam verblijf van den kluizenaar, die er zijn leven doorbracht in werken en gebed voor de menschen, die hem van hun eenvoud meedeelden om te leven, giften en gaven in natura, waarvan weer het grootste deel verhuisde naar de armsten der armen.
Hoe menigmaal heb ik als kind uit zijn hand een prentje aangenomen, dat hij te voorschijn haalde uit een lederen portefeuille, die hij steeds bij zich droeg in den wijden zak van zijn bruine en grove kluizenaarspij, wanneer hij op termijn kwam en zijn aalmoes had ontvangen. Ja het was voor ons, kinderen, een feest als de goede “Monfreer”, zo als wij hem noemden als een verbastering van “monfrère”, een naam, dien hij in den volksmond droeg, op zijn rondgang onze woning aandeed. Want een mooi prentje, schaarsche rijkdom in die dagen en in dat plaatsje, was voor ons een zeldzaam welkoms geschenk, te meer ook om het vriendelijke woord van den kluizenaar, waarmee het gepaard ging.
Maar nu nestelde in die dagen in Stein een bende, die den naam droeg van de “Commune” en die uren ver in den omtrek zelfs berucht was om haar baldadigheden, diefstallen, roven en vernielingen, die ze alom pleegde. Een bende, die meer dan honderd bandieten sterk was. gerekruteerd uit brikkenbakkers en boerenzonen, en die denken deed aan de beruchte bokkenrijders van ongeveer een eeuw vroeger.
Het was een georganiseerde horde, die er een eigen taal op na hield, zelfs bij hun stroop- en vernielingstochten een wachtwoord uitgaven, en waarvan elk der leden voorzien was van een uniform fluitje, waarmee ze elkander signalen toestuurden en waarschuwden.
De oudere bewoners van Stein zullen zich nog wel levendig herinneren, met hoeveel angst en zorg ze 's avonds hun erf beveiligden en de houten blinden steviger grendelden, als tegen het vallen der duisternis van alle kanten van het dorp de schrille en onheilspellende tonen der fluitjes weerklonken ten teeken, dat de bende dien nacht bijeenkomst had. En meer dan een, tegen wie de bende een wrok of geen wrok koesterde, vond 's morgens zijn tuinen vernield, zijn fruitboomen gerooid of verwoest, zijn akkers vertrapt, terwijl niet zelden de daken hunner woningen met steenen werden verbrijzeld, de blinden gerameid en de ruiten ingeslagen.